Lieve lezer, Toen ik nog een kind was begon mijn vader mij iets te leren. Iedere keer wanneer iemand bij ons over de vloer kwam en iets te vertellen had, vroeg mijn vader me nadien of ik nog wist wat er gezegd was geweest. Na een tijdje werd ik zo bedreven in het herhalen van ieders verhalen dat ik me elk uitgesproken woord feilloos herinneren kon. Op een dag, toen mijn vader het gras in onze voortuin maaide, kregen we bezoek van een oude man die ook wel eens een praatje wilde maken. Hij woonde aan de overkant van de straat. Het bleef niet bij die ene keer, want steeds wanneer hij mijn vader de grasmachine hoorde starten, kwam de oude man tevoorschijn voor een babbel. Ik ging dan vaak naast mijn vader staan, en samen luisterden we naar wat de man te vertellen had. En zoals altijd vroeg mijn vader me nadien naar wat er gezegd was geweest en dan herhaalde ik vervolgens woord voor woord wat ik precies gehoord had. ‘Dat klopt helemaal, maar heb je ook zijn hart gehoord?’ vroeg mijn vader me op een dag. Ik keek hem niet-begrijpend aan en moest het antwoord schuldig blijven. Dagenlang liep ik te tobben en kon maar niet vatten wat mijn vader nou precies bedoelde, totdat er een nieuwe fase in mijn leerproces aanbrak. Op een morgen vroeg hij mijn moeder om luidop een krantenartikel voor te lezen en toen ze dat gedaan had keek hij me aan en zei dat als we de inhoud ervan helemaal wilden begrijpen, we niet alleen tussen de regels moesten lezen maar ook naar de ruimte tussen de woorden dienden te luisteren. Dus toen mijn vader later die dag het gras ging maaien, de oude man zoals gebruikelijk de straat overstak en zijn verhaal kwam doen, richtte ik mijn aandacht op de ruimte tussen de woorden en kreeg opeens een heel ander verhaal te horen. En toen mijn vader me er nadien naar vroeg kon ik tot mijn eigen verbazing antwoorden dat de man erg eenzaam was en met iemand zijn herinneringen wilde delen zodat hij niet vergeten zou worden mocht hij er op een dag niet meer zijn. Het floepte er gewoon uit, alsof het hart van de oude man door het mijne had gesproken. En ik leerde dat als je op deze manier naar iemand luisteren kunt, je niet alleen te horen krijgt wat mensen werkelijk willen vertellen, maar ook nog eens kunt achterhalen wat het Universum zelf ons te zeggen heeft… Hartelijke groeten, Paula Underwood Naar: Paula Underwood, The Walking People: a Native American Oral Tradition,
A Tribe of Two Press, 1993.
0 Opmerkingen
Mijn beste vriend, Wat is het leven, ons leven, eigenlijk? Een boot die op zee dobbert en alles wat we daarvan zeker weten is dat ie op een dag kapseizen zal. Dus dat zullen we zijn dan, twee goede oude boten die trouw naast elkaar gevaren hebben en waarbij jij steeds je uiterste best hebt gedaan om te voorkomen dat ik kopje onder zou gaan. Laten we daarom, voor elkaars welzijn, onze reis nog voor een lange, lange tijd verder zetten. We zouden elkaar anders te hard missen! Hoewel mijn dankbaarheid om jouw nabijheid zich slechts laat uiten in een wens die geen enkele invloed op wind en weer kan uitoefenen, wens ik ons desalniettemin toch dragelijk kalme zeeën, goede winden en vooral veel zon toe. Maar laten we voortvarend zijn, want voor ons einde daar is, zullen we eerst nog vaardige zwemmers moeten worden die de wereld, die dacht dat we al verdronken waren, nog dienen te verbazen door iets uit de diepten op te duiken. Iets dat naar onze mening werkelijk waardevol is en dat andere mensen, wie weet, misschien ook naar waarde zullen schatten. Weet je, wanneer ik zo naar de mensen en hun bezigheden kijk, bekruipt me soms het gevoel dat ik eigenlijk al lang het leven heb gelaten… Hun manier van doen raakt me, verrukt me en jaagt me schrik aan en toch blijf ik liever ver van hen vandaan. Door de eeuwigheid van hen verwijderd maar gelukkig nog dicht bij jou! Hartelijke groeten en een zoen aan je vrouw. Je vriend, Friedrich Nietzsche Naar: Friedrich Nietzsche, Letter to Franz Overbeck, Genoa, Nov. 14, 1881 en Postcard to Paul Rée, Sils-Maria, July 8, 1881. Beste medemens, Vandaag, in het jaar 2084, is de beroemde uitspraak van Margaret Thatcher werkelijkheid geworden: ‘er bestaat niet zoiets als een samenleving.’ Niemand spreekt nog langer met elkaar. Niemand kijkt een ander nog in de ogen. Mensen werken niet samen maar zijn in alles elkaars rivalen geworden. Ik zeg het niet graag, maar dit heeft tot erg tragische gevolgen geleid. Niet in staat om met elkaar samen te leven, is de bevolking massaal ten prooi gevallen aan het zwartgallige monster van depressieve angstvalligheid en zelfdoding is de norm geworden. En hoewel dit allemaal erg huiveringwekkend klinkt, zou ik je toch willen aanraden om niet te wanhopen. Want er is wel degelijk hoop te vinden door het stellen van een heldendaad, in het doen van het sociaal ondenkbare: op zoek gaan naar werkelijk menselijk contact! Ok, het is een radicale en enorm uitdagende onderneming, indrukwekkend en misschien zelfs hartverscheurend, maar net daarom lijkt het mij meer dan de moeite waard. En ik denk zelfs dat iedereen die zo’n poging durft te wagen, het gewoonweg geweldig zal vinden… Warme groeten, Je Natuurgenoot. Naar: Joss Sheldon, Individutopia: A novel set in a neoliberal dystopia, Rebel Books, 2018. Mijn lieve vriend, Na lang en vruchteloos wachten heb ik dan maar besloten om je zelf te schrijven. Dit zowel voor jouw als mijn gemoedsrust. Ik kan het immers maar moeilijk verkroppen dat ik twee lange jaren in gevangenschap heb moeten doorbrengen zonder ook maar één enkel woord, enig nieuws of welke boodschap dan ook van jou te mogen ontvangen. Als alles goed gaat zal ik ergens tegen het einde van de maand mei vrijgelaten worden en ik hoop meteen naar een of ander klein kustdorpje in het buitenland te kunnen vertrekken. Want enkel de zee, zoals Euripides in een van zijn stukken over Iphigenia zegt, kan het vuil uit de wonden van de wereld wegspoelen. Ik hoop minstens een maand bij enkele vrienden te kunnen doorbrengen, zodat ik terug wat rust en evenwicht mag vinden, misschien zelfs mijn bezwaard hart kan luchten en wie weet, zelfs mijn humeur weer wat op kan krikken. Op dit moment heb ik echter een vreemd en sterk verlangen naar de grote, eenvoudige, oerdegelijke betrouwbaarheid der dingen, zoals naar de zee, die voor mij in niets voor de authenticiteit van Moeder Aarde moet onderdoen. Ik vind trouwens dat we met z’n allen te veel naar de Natuur kijken en te weinig met haar samenleven. In die zin bevalt de houding van de oude Grieken me steeds meer: ze lulden niet over de zonsopgang en begonnen niet te ouwehoeren over de kleurschakering van het gras en of daar nou werkelijk een paarse schijn in zat of niet, maar zij zagen hoe de zee er voor de zwemmer was en het zand voor de hardloper. Zij hielden van de bomen omwille van hun schaduwsilhouet en van het bos voor de middagstilte. De wijngaardenier beschermde zichzelf, tijdens het snoeien van de scheuten, tegen een zonneslag door een hoofdtooi van klimop te dragen, en voor artiesten en atleten maakten ze kransen van bittere laurier en wilde peterselie. We noemen onze tijd utilitaristisch omdat we alles beoordelen op basis van hun bruikbaarheid, maar weten zelf niets meer te gebruiken. We zijn vergeten dat water kan louteren, dat vuur kan zuiveren en dat de aarde een moeder is van iedereen. En net omdat we dit niet meer weten behoort onze levenskunst toe aan de maan gezien ze met schaduwpartijen speelt, terwijl de Griekse levenskunst tot de zon behoort omdat zij zich spontaan en onomwonden met de dingen zelf wil bezighouden. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat er in elementaire oerkrachten onvervalste oprechtheid te vinden is, iets waar ik hunkerend naar wil terugkeren en bij wil blijven. Rillend van plezier denk ik aan hoe, op de dag van mijn vrijlating, zowel de goudenregen als de seringenboom in bloei zal staan, en dat ik de wind de schoonheid van het goud van de ene en de lichtpaarse pluimen van de andere, rusteloos heen en weer zal zien zwaaien en zwieren. Linnaeus viel op zijn knieën neer en huilde van vreugde toen hij voor het eerst de lange heide van een Engels hoogland samen met de aromatische bezemtwijgen van de gewone brem geel zag worden, en ik weet dat er voor mij, voor wie bloemen deel uitmaken van het oerverlangen, tranen zullen rollen in de bloembladen van een roos. Er kan voor mij, door mijn subtiele sympathie voor de ziel der dingen, nu eenmaal geen kleur verborgen blijven in de kelk van een bloem of de kromming van een schelp, want sinds mijn prille jeugd ben ik altijd iemand geweest voor wie alleen de zonneklare wereld bestaat. En toch ben ik me ervan bewust dat er achter deze schoonheid, hoe bevredigend ook, een geest schuilgaat waarvan het zichtbare slechts een flauwe afspiegeling is, en het is met deze geest waarmee ik mijzelf wil verenigen. Ik ben de ongezouten, ondoordachte en bevooroordeelde meningen van mensen over alles en iedereen zo moe geworden dat ik enkel nog de stilzwijgende mystiek van de kunst, het leven en de natuur op wil zoeken. Ja, het is voor mij zelfs levensnoodzakelijk geworden om dat te doen. Beproevingen zijn levenslessen en drie keer is mijn manier van leven op de proef gesteld. De eerste keer toen ik uit de kast kwam en meteen werd gearresteerd, de tweede keer toen ik naar het huis van bewaring werd teruggeleid en de derde keer om twee jaar lang in een gevangenis opgesloten te worden. De maatschappij, zoals wij die hebben gevormd, heeft geen plaats voor mij en heeft mij daarom niets meer te bieden. Maar de Natuur, wiens zoete regen in gelijke mate op zowel de onrechtvaardigen als de rechtvaardigen valt, zal voor mij wel enkele rotsspelonken hebben waarin ik me kan verbergen en geheime valleien beschikbaar stellen waar ik in alle stilte, ongestoord zal kunnen huilen. Ze zal de donkere hemel boven mij vol lichtende sterren hangen zodat ik zonder te struikelen naar het buitenland kan vluchten en zal de wind mijn voetafdrukken doen uitwissen zodat niemand mij nog volgen kan. En de pijn in mijn hart? Ach, maak je ook daar maar geen zorgen over, die zal door het wassende water en door bittere kruiden wel weer verzorgd en geheeld worden. Het ga je goed mijn vriend, Oscar Wilde Naar: Oscar Wilde, De Profundis, Butler & Tanner, 1897/1962.
Beste vriend, Het leven is kort en het is zonde om je tijd te verdoen. Ze zeggen dat ik een actieve, bezige bij ben. Maar actief zijn is nog steeds tijdverspilling als je jezelf in je bezigheden verliest. Vandaag is een rustmoment en mijn hart gaat op zoek naar zichzelf. Dit ongrijpbare moment echter zo vliegensvlug door mijn handen voelen glijden, is het enige wat me nu nog werkelijk kwellen kan. Maar op dit ogenblik, is deze wereld mijn hele koninkrijk. Deze zon en deze schaduwen, deze warmte en deze kilte die opkomt uit de diepste luchtlagen: waarom zou ik mij nu gaan afvragen of iets aan het sterven is en of er mensen aan het lijden zijn, wanneer alles reeds geschreven staat op dit raam waarop de zon zijn overvloed al groetend over mijn kleingeestigheid laat schijnen? Alles wat ik zo meteen zeggen kan, is dat alleen menselijk en eenvoudig zijn er toe doen. Of nee, wat telt is oprecht te zijn, en dan vallen menselijkheid en eenvoud vanzelf wel op hun plaats. En wanneer kan ik oprechter zijn dan nu, wanneer ik in deze wereld ben? Mijn kop loopt over voordat ik ook maar iets anders verlangen kan. De eeuwigheid is zo dichtbij dat het alles is waar ik op hopen kon. De wens om gelukkig te zijn verruil ik nu maar wat graag voor gewoon wat meer gewaar zijn. Lieve groeten, Albert Camus Naar: Albert Camus, Lyrical and Critical Essays, Vintage Books, 1968.
Liefste, Toen ik nog thuis was en tot laat in de nacht, ongedurig in ons bed lag te schrijven, kon het geluid van jouw ademhaling mij steeds tot rust brengen. Dan hield ik mijn adem in en keek ademloos naar de deinende op- en neergang van jouw bovenlijf, en voelde me keer op keer net zo rustig worden als iemand die na een oorverdovende onweersbui, de ramen en deuren weer opent om de geuren en geluiden van de tuin binnen te laten. Maar nu ik in dit bed deze brief schrijf, hoor ik enkel mijn eigen ademhaling en wanneer ik ‘m inhoud, is het oorverdovend stil. Vannacht voel ik me als een mijnwerker die steeds dieper en dieper in de eenzame duisternis moet afdalen terwijl hij hunkert naar de vertrouwde geuren en kleuren van jouw zonovergoten binnentuin. Hopelijk tot snel. Je wereldreiziger Naar: Gregory Colbert, Ashes and Snow: A Novel in Letters, Flying Elephants Press, 2005. Lieve Abigail, Dit zouden wel eens de laatste woorden kunnen zijn die ik jou schrijven kan en misschien zal ik net niet lang genoeg in leven kunnen blijven om jouw antwoord in ontvangst te nemen. En toch heb ik de voorbije jaren zo geleefd dat ik voor altijd in de harten van mijn vrienden mag verder leven. Ik heb me vaak afgevraagd wat ik je schrijven zou. Ik dacht je mijn allerbeste wensen over te maken en jouw toekomst te zegenen met alles wat mooi en van waarde is. Ik dacht jou te bedanken voor de manier waarop je bent wie je bent. Ik dacht je op galante wijze te loven en te prijzen, te lauweren en te bewieroken en je mijn eeuwige dankbaarheid te betuigen omdat je één van de weinige oprechte vrienden bent die ik ooit heb gehad. Maar dat is wat alle vrienden doen en daardoor worden ze na verloop van tijd slechts los met elkaar verbonden herinneringen in iemands denkwereld en dat is niet wat ik verkies te zijn. Ik wil niet gewoon ergens in jouw herinneringen verloren raken. Dus daarom dacht ik eraan om iets anders te doen, iets waardoor je nog lang aan mij zal blijven denken. Dat hoop ik althans. Ik heb namelijk beslist om een deel van mijn verhaal met jou te delen, om te vertellen over wat me tot hier heeft gebracht, over wat we al die tijd gemeenschappelijk hadden. Een verleden dat niet alleen ons maar ook onze kijk op de wereld veranderde. Een verleden dat onze toekomst tot een ongekende maar opwindende nieuwe mogelijkheid maakte om de verloren richting terug te vinden en ons los te maken van de geestdriftige dromen waarin we gevangen zaten. Een verleden, dat onze hele geschiedenis in vraag stelde. Mijn lieve vriendin, toen ik me op de meest hartverscheurende wijze, opnieuw volkomen bewust werd van mijn persoonlijke geschiedenis, viel ik voor dood neer en liep ik als een zombie, een homp vlees zonder ziel rond en vond ik geen reden meer om te leven. Niet alleen de zin van het leven maar ook van de dood werd me ontnomen. Daarom vluchtte ik naar verre landen, rende ik weg van vrienden, familie, van alles en iedereen en richtte me volledig op mijn gedachten, mijn gevoelens en op mezelf. Uren, dagen, weken en maanden gingen voorbij waarin ik wachtte op een magische ommekeer, een nieuwe wending van het lot. Maar er gebeurde helemaal niets. Dus bleef ik wachten en telde elke seconde terwijl ik elk moment van mijn leven minutieus overdacht, zowel de goede als de slechte. Toen pas zag ik voor het eerst in hoe krachtig en toch ook zwak, hoe helder en toch ook duister, hoe mooi en toch ook lelijk, hoe vrolijk en toch ook bedroevend één enkel moment kan zijn. Een moment kan een enorm verschil maken. Slechts één enkel moment. Dat blijkt althans de bijzondere, onweerlegbare kracht van het moment te zijn. We leven in een wereld van schijnbaarheden. De werkelijkheid gaat schuil achter de schone schijn, die alleen maar aantrekkelijk lijkt zonder ook maar enige, werkelijke aantrekkingskracht te bezitten. En zo kwam ik erachter dat de kracht van het moment, niet in het moment zelf ligt. In werkelijkheid, huist de kracht in ons. Eén voor één bezitten we de kracht om elk van onze eigen momenten vorm te geven. Wij zelf zijn het die een moment van succes kunnen vieren door vrolijk te zijn, of een moment met donkere droefheid kunnen kleuren door met verdriet aan onze eerdere verliezen te denken. Nu ik dit allemaal van heel nabij en erg intens heb mogen ervaren, omhels ik met heel mijn hart, heel mijn verstand en heel mijn wezen deze kracht die in elk van ons besloten ligt. En ik wens dat het leven meer tijd voor jou voorzien heeft om volop van deze innerlijke kracht gebruik te kunnen maken. Onthoud, lieve vriend, dat we niet alleen zelf onze vreugde en ons verdriet zijn maar ook onze eigen, beste remedie. Zorg goed voor jezelf! Liefs, je vriend. Naar: Huseyn Raza, Letter to Abigail: The Road to Awe, Internet Published, 2017. Beste werkgever, U hebt iemand in dienst die u maar beter zo snel mogelijk kunt ontslaan. Ik heb het over Sherwood Anderson. Hij is weliswaar een goede werker die over vele talenten beschikt, maar ik raak er hoe langer hoe meer van overtuigd dat hij zich nauwelijks nog met hart en ziel kan inzetten. Er bestaat dan ook geen twijfel over dat deze man louter een decoratiestuk van ons bedrijf geworden is. Hij is niet langer productief en zoals ik al zei is hij er met zijn gedachten niet meer helemaal bij, daarom denk ik dat hij maar beter ontslagen kan worden. En als u het niet doet, wil ik het wel voor u doen. Het zou aangewezen zijn dat ons bedrijf zo snel mogelijk alle banden met hem verbreekt. De eerste dag van de nieuwe werkweek zou ideaal zijn. Omdat hij steeds zo’n aangename, goede gast geweest is, kunnen we hem maar beter zonder al te veel omhaal de bons geven. Met alle respect aanbevolen, Sherwood Anderson Uit: Charles Osgood, Funny Letters from Famous People: Anderson’s Resignation Letter,
Three Rivers Press, 2004. Mijn lieve broer, Er moet me iets van het hart. Misschien heb je er al van gehoord en is het geen nieuws meer voor jou. Niettemin, wilde ik je laten weten dat ik deze zomer tot over mijn oren verliefd ben geworden, maar toen ik het meisje mijn liefde verklaarde, antwoordde ze botweg dat de gevoelens niet wederzijds waren. Volkomen van mijn stuk gebracht, wist ik even niet meer wat doen. Moest ik mij verslagen neerleggen bij een ‘neen, nooit, nimmer’, of net nieuwe moed vatten, mijn hart volgen en toch nog even blijven volharden? Ik koos voor het laatste. En hoewel ik nog steeds tegen haar ‘neen, nooit of te nimmer’ aanbots, heb ik nog geen spijt van deze aanpak. Ik hoop immers geen enkel middel, dat me dichter bij haar kan brengen, onbeproefd te laten. Want dat is mijn bedoeling: liefdevol in het oog blijven springen tot ze me eindelijk ziet staan. Hoe vaker ze verdwijnt, hoe meer ze verschijnt. Broer, ben je ook soms eens verliefd? Ik hoop het voor jou, want geloof me, zelfs de kleinste kwellingen van de liefde hebben hun waarde. Het ene moment is er wanhoop, dan weer is het alsof je, bij wijze van spreken, in de hel verblijft, en toch is er steeds iets anders en beters aan. Volgens mij zijn er drie fasen: 1. Niet liefhebben en niet bemind worden. 2. Liefhebben en niet geliefd worden (zoals bij mij nu het geval is). 3. Liefhebben en geliefd zijn. De tweede fase is natuurlijk beter dan de eerste, maar de derde! Man, dat is het helemaal! Wel, ouwe jongen, word nu ook maar verliefd en vertel me er dan ooit eens over. Houd je goede raad nog even voor jezelf en duim ondertussen voor mij. Natuurlijk had ik liever een volmondige ja van haar gekregen, maar stel me voorlopig noodgedwongen tevreden met een ‘nee, nooit of te nimmer.’ Het is tenminste iets, hoewel er oude wijzen zijn die zeggen dat het niets is. In afwachting van een nieuwe brief, geef ik je alvast een denkbeeldige handdruk. Altijd de jouwe, Vincent Ps.: Als je ooit verliefd wordt en een nee, nooit, nimmer te horen krijgt, laat je daar dan in geen geval door van de wijs brengen! Ach wat, jij bent zo’n gelukkige hond dat zoiets jou waarschijnlijk nooit overkomen zal. Uit: Vincent van Gogh, Dear Theo: The Autobiography of Vincent Van Gogh, (Ed. Irving Stone), INGP, 1995.
Lieve lezer, Wanneer iedereen om ons heen ons goed begrijpen kon, zouden we geen boeken meer nodig hebben. Maar dat doen ze niet. Zelfs degenen die van ons houden, begrijpen ons vaak verkeerd. Ze vertellen ons wie we zijn, maar zien het volledige plaatje niet. Ze beweren meteen te weten wat we nodig hebben, maar vergeten om er ons eerst naar te vragen. Ze kunnen nauwelijks begrijpen wat we voelen - en soms kunnen ook wij het hen niet eens vertellen, omdat we het zelf niet echt goed begrijpen. En dat is waar boeken ons goed van pas kunnen komen. Ze leggen ons uit aan onszelf en aan anderen, en staan ons toe om ons minder vreemd, minder geïsoleerd en minder alleen te voelen. Want al hebben we misschien veel goede vrienden, zelfs met de beste vrienden van de wereld zijn er toch nog dingen die niemand van ons echt helemaal vatten kan. En dat is het ideale moment om je tot boeken te richten. Het zijn belezen vrienden die er steeds voor ons zijn wanneer we ze nodig hebben, en ze zullen altijd heerlijk met ons spreken over wat er echt toe doet. Ze zijn een uitgelezen remedie voor de eenzaamheid en kunnen wel eens onze allerbeste vrienden zijn. De jouwe, Alain Van: Alain de Botton in A Velocity of Being: Letters to a Young Reader,
(ed. Maria Popova en Claudia Bedrick), Enchanted Lion Books, 2018. |
Categorieën
All
|